Een film maken – waar op letten?

Verhalen vertellen (de rode draad)

  • Bedenk een rode draad: waar gaat je film over, wat wil je vertellen
  • Maak voordat je gaat monteren een storyboard, of schrijf in ieder geval in hoofdlijnen van je film uit.
  • Probeer eens in beelden te denken (doe je ogen dicht en probeer de film in je gedachten te zien). Vertel met je films zoveel mogelijk “beeldverhalen”.
  • Laat de rode draad door de hele film lopen.

Videoprojecten voorbereiden

  • Deel je totale film op in thematische blokken.
  • Maak submappen voor deze thematische blokken waarin je je materiaal onderbrengt. Hierdoor houd je overzicht en zorg je ervoor dat je later de benodigde shots gemakkelijk terugvindt.
  • Maak ook submappen “OK” (voor de bruikbare shots), “NOK” (voor de niet bruikbare shots) en “EVT”.
  • Bekijk (in bestandsbeheer) je videomateriaal minsten tweemaal (spotten) en verdeel de shots over de drie submappen.

Monteren – Springers

  • Vermijd bij overgangen springende beelden (op het onderwerp), maar ook springende achtergronden.
  • Let erop dat de beelden in de juiste (voor een kijker logische) context staan.
  • Verwar de kijker niet met verkeerde bewegingsrichtingen (zoals over de as gaan).

Harmonische overgangen

  • Laat bewegende personen in beeld komen en er ook weer uit gaan.
  • Zorg dat “foutieve”bewegingsrichtingen en springers door passende beelden vooraf worden gegaan.
  • De overgangen moeten harmonisch, duidelijk en geloofwaardig zijn.

Beeldgrootte

  • Zorg voor voldoende en logische afwisselingen in de beeldgrootte (totale, medium shots en Close-Ups).
  • Houd bij het wisselen van de beeldgrootte de beweging in het oog (niet knippen in een beweging).
  • Gebruik close-ups om je verhaal in te korten in tijd (‘tijdverdichting’).

Tussenshots

  • Pas tussenshots harmonisch (voor de kijker logisch) in je video toe.
  • Gebruik geen foto’s als tussenshots, maar alleen shots met beweging.
  • Repareer voor de kijker onlogische overgangen met meerdere tussenshots.

Kijk- en bewegingsrichting

  • Zorg ervoor dat de opeenvolgende bewegingsrichtingen met elkaar overeenstemmen.
  • Houd bij het volgende beeld rekening met de kijkrichting van de persoon in het vorige (logische actie – reactie).
  • Zorg ervoor dat het onderwerp waar men naar kijkt ook overeenstemt met de kijkrichting en de interesse van de persoon op dat moment.

Wisselingen van plaatsen en tijden

  • Een overgang tussen twee plaatsen (dorpen, of steden enz.) kan men het beste maken d.m.v. een fade out en een fade in.
  • Een verandering van plaats en tijd kan men ook d.m.v. een symbool aangeven. B.v. een plaatsnaam of een klok etc.
  • Ook kan men bij een wisseling in tijd gebruik maken van het verschil in lichtintensiteit. (Ochtend, avond)

Ritme en scènelengtes

  • Maak totalen langer dan half-totalen en close-ups (als richtlijn: Totalen : Medium : CU’s = 4:2:1).
  • Varieer het beeldritme van je film (wissel het tempo af, soms wat sneller, soms wat trager).
  • Gebruik achtereenvolgende close-ups voor snelle clips.

Overgangen en effecten

  • Pas overgangen en effecten zo weinig mogelijk toe, tenzij je een muziekclip maakt.
  • Gebruik overgangen voor sprongen naar het verleden.
  • Gebruik 3D overgangen en stroboscoop voor onwerkelijke beelden.

 Geluid bij je film

  • Let op het grote belang van het gebruik van muziek in je film. Maak eerst de (beeld) montage en kijk daarna apart (en kritisch) naar het geluid.
  • Verdeel de verschillende soorten geluid over verschillende geluidssporen. Bijvoorbeeld: één per persoon voor spraak, één voor Voice-Over (VO), één voor muziek en één voor geluidseffecten.
  • Zorg voor de juiste onderlinge afregeling (muziek niet te hard t.o.v. spraak) en voor de juiste totale afregeling (geen oversturing!)
  • Door al eerder met het geluid van de volgende scène te beginnen, leid je de kijker in met wat komen gaat. Dit geeft een harmonische (vloeiend lopende) overgang.

Muziek in films

  • Gebruik muziek spaarzaam en doelbewust.
  • Let erop dat de muziek past bij de film.
  • Muziek en beelden moeten kloppen, zowel wat de sfeer als het ritme betreft.

Tekst bij film

  • Voice-Over: vertel niet wat de beelden al laten zien, de tekst moet aanvullend zijn.
  • Praat de film niet dicht (als richtlijn: maximaal 50%). Gebruik liever te weinig dan te veel tekst (hou het kort en informatief).
  • Zoek een juiste ruimte voor het opnemen (geen akoestisch ‘harde’ ruimte, maar een ruimte met relatief veel demping)

Het exporteren van je film.

  • Kies het type en formaat afhankelijk van je toepassing.
  • Meest gebruikt is MP4, full HD (1024 bij 1920 pixels).
  • Verspreid je film via je eigen YouTube kanaal en Facebook.
  • Zorg voor een nette (gestructureerde) backup van je project.